Kasteel Schaesberg en diens bewoners.
De eerste vermelding van het geslacht van Schaesberg stamt uit 1239. Zij behoorden tot een van de beroemde adellijke families van het Keulse gebied.Johan Frederik van Schaesberg geboren 21.12.1598, het wapen en inschrift staan in de gebogen zoldering van de katholieke parochiekerk “Petrus en Paulus in Schaesberg. Vanaf 1637 volmaakt Baron in kasteel Schaesberg de voorburcht. En Jullicher Landhofmeester Johan Frederik van Schaesberg trouwde op 19 februari 1623 in Brüggen bij Venlo met Fernanda van Wachtendonck. Kasteel Krickenbeck in Kaldenkirchen ging daarmee van de Familie van Wachtendonck over in het bezit van de van Schaesbergs. Fernanda van Wachtendonck was ernstig ziek en stierf op 29.8.1644 op zesendertig jarige leeftijd, toen zij onderweg was van een pelgrimtocht naar Kevelaer. Johan Frederik van Schaesberg trouwde nog twee keer. En wel met Maria Heimbach genaamd hoen zu Loevenich op 10.9.1647, zij stierf op 9.5.1662. En met Isabella Margaretha von Bersnau trouwde hij op 10.7.1663 en zij stierf op 30.12.1678.
Door de erfopvolging en godsdienstoorlog in het begin van de 16e eeuw, konden ze steeds sterkere invloed in het Rijn – Maasgebied verwerven, en in de daar volgende tijd bij de regerende vorsten altijd belangrijkere functies ontvangen. De graaf van Schaesberg werd enkele maanden, nadat hij in 1619 zijn vader Frederik had opgevolgd, het ridderleen Schaesberg door de Hertog van Brabant tot een zelfstandige heerlijkheid verheven. Het is mede aan Johan Frederik te danken dat toen op 27 december 1661 het land van Valkenburg bij het Partageverdrag verdeeld werd tussen Spanje en de republiek der verenigde Nederlanden, dat Schaesberg Spaans bleef, terwijl het omringende gebied aan de republiek kwam, waar de uitoefening van katholieke erediensten verboden was.Johan van Schaesberg huwde in de 14e eeuw met Gertrud van Retersbeek. Het huwelijk bleef kinderloos. Met het overlijden van Johan stierf het geslacht Schaesberg in rechtelijn uit. Erfgenaam was Willem II van Retersbeek. Hij was de stamvader van het nieuwe geslacht Schaesberg. Hij noemde zich aanvankelijk van Retersbeek genaamd van Schaesberg, maar in de loop van de 15e eeuw gebruikte hij alleen nog maar de naam van Schaesberg. Wat wel behouden bleef waren de wapens van beide geslachten, die tot een wapenschild werden samengevoegd. Johan van Schaesberg bouwde het oorspronkelijk kasteel Schaesberg rond 1570 in renaissancestijl. Het werd waarschijnlijk op de resten van een nog ouder kasteel of verstrekte boerenhoeve gebouwd, welk ook al in het bezit van de Van Schaesbergen was. Johan van Schaesberg stierf in 1591.
Zijn zoon, Frederik van Schaesberg, was een van de rijkste edelen in het toenmalige Heerlen. De van Schaesbergs waren belangrijke inwoners van de bank Heerlen en waren lid van de Valkenburgse ridderschap. Frederik van Schaesberg was in 1592 gehuwd met Maria van Binsfeld, een dochter van de maarschalk van de hertogdommen Gulik en Berg. Zij bracht rijkdom en vooral invloed binnen de familie, vanwege de positie van haar vader. Al in 1598 had Frederik van zijn leenheer Fhilips II een koninklijk patent gekregen, waardoor hij het recht had om vrij te beschikken over zijn leen- en andere goederen. In 1618 verzocht hij de Aartshertogen om zijn ridderleen te verheffen tot een heerlijkheid. Hij beriep zich op de trouwe diensten, die hij en zijn voorouders steeds aan de koning van Spanje hadden bewezen. Na betaling van o.a. 1200 gulden werden de van Schaesbergs op 18.7.1619 gebiedende heer van het gebied dat ze zelf reeds in leen hadden, aangevuld met een aantal aangrenzende lenen De heerlijkheid Schaesberg bestond uit een kasteel incl. de later gebouwde hoeve, de Kakert, Leenhof, Scheydt (tegenwoordige Hoofdstraat) en Palmig (huidige Palemig). Frederik heeft zijn officiële installatie als Heer van Schaesberg niet meer mogen beleven. Voor het zover was stierf hij in 1619.
Zijn zoon Johan Frederik, volgde hem op en werd in 1619 beleend met de heerlijkheid Schaesberg, waarvan hij de eerst gebiedende heer werd. Hij trouwde met Fernanda van Wachtendonck wiens aantrekkelijke bruidschat o.a. het adellijke huis Krickenbeck bij Venlo omvatte. Toen deze overleed bouwde hij ter herinnering aan haar, de Onze Lieve Vrouwenkapel van Leenhof (1637- 1647). Door huwelijken,hij trouwde drie keer, werden zijn bezittingen aanzienlijk uitgebreid zodat hij in staat was het kasteel van zijn grootvader grondig te verbouwen.Hij bouwde aan het oude kasteel een nieuwe vleugel, een hoektoren en een grote hoeve (+/- 1650).
Overmaas waartoe ook Schaesberg behoorde, was een tijd een betwist gebied. Zowel Spanje als de Republiek maakten hierop aanspraak. Maar het besluit tot diplomatieke onderhandelingen.De landen van In 1657 probeerde men het slepende conflict op te lossen. Zo trachten men de landen van Overmaas te verdelen in een Spaans en Staats deel of “partage”. Ingevolge het partagetractaat van 1661 werd de schepenbank Heerlen (Heerlen, Voerendaal,
Welten en Nieuwenhagen) Staats (gereformeerd) en Schaesberg werd Spaans katholiek). In Staats- Overmaas waarvan Heerlen deel uit maakte mocht de katholieken hun geloof niet in het openbaar belijden. Johan Frederik van Schaesberg was graag bereid om de katholieken op hetgrondgebied van zijn Spaanse heerlijkheid van dienst te zijn. De heer van Schaesberg ging dan ook bouwen aan een nieuwe, grote parochiekerk in Scheydt, waarvan het koor en het schip in 1666 gereed zouden komen, de huidige Petrus en Pauluskerk.
Hij stichtte vervolgens ook de Barbarakapel in Palemig (1670). Na zijn dood in 1671 schonk hij een aanzienlijk bedrag t.b.v. de afbouw van de parochiekerk in Scheydt.
De 7- jarige Sigismund Theodoor erfde vervolgens het kasteel Schaesberg met de daaraan verbonden goederen. Ouder geworden besloot hij niet te trouwen maar een kerkelijke carrière te gaan volgen. In 1886 werd hij kanunnik van het prestigieuze kathedrale kapittel van St.Lambert te Luik, maar hij werd geen priester. Hij ontving slechts enkele lagere wijdingen en verkreeg bovendien toestemming om op het kasteel Schaesberg te blijven wonen. Tegen het einde van 1699 kon Frederik Sigismund Theodoor aan de bisschop een compleet voorstel doen ter oprichting van de parochie Schaesberg. De bisschop van Roermond Reginald Cools O.P., reageerde op 15 december 1699 positief op het verzoek om de heerlijkheid Schaesberg af te splitsen van de Pancratiusparochie. Na 1710 vertoonde Frederik Sigismund Theodoor steeds meer tekenen van krankzinnigheid. Hij stierf in 1733, en in de grafkelder onder het koor van de Petrus en Pauluskerk begraven. Hij was de laatste Heer van de heerlijkheid Schaesberg die het kasteel bewoonde. De bezittingen gingen over aan de jongere tak van de familie, die op kasteel Krickenbeck woonde en waarvan Johan Willem het hoofd was. Deze was niet van plan om zich in Schaesberg te vestigen en verscheen zelfs niet persoonlijk om zich als Heer van de heerlijkheid te laten inhuldigen, maar stuurde zijn broer als vervanger. Johan Willem stierf in 1768. Zijn zoon August Jozef was de laatste Heer van Schaesberg.
In 1794 bezetten de Franse legers Zuid- Limburg. In de zogenaamde “Franse periode”1794-1813 werden de adellijke titels afgeschaft. De rijksgraven Van Schaesberg zagen hun voorrechten en heerlijkheidsrechten verloren gaan. Na de Franse tijd vestigde de adellijke familie zich nooit meer in hun stamkasteel. Krickenbeck bij Venlo werd het bevoorrechte familieslot van de Van Schaesbergers. De heerlijkheid Schaesberg waarover zij gedurende een lange periode de scepter hadden gezwaaid, werd een gewone gemeente. Na de verdrijving van de Fransen kreeg de adellijke familie wel hun bezittingen in Schaesberg terug. Financiële zorgen, dwongen hen tot zowel verkoop van de Kakert en Leenhof. Het kasteel, de kasteelboerderij met omliggende gronden bleven nog wel eigendom van de adellijke familie, maar bleven vrijwel onbeheerd achter en indirect zou dit ook het einde voor de eens prachtige bouwwerken betekenen.
Na de bevrijding in 1945 besloot de Nederlandse regering alle Duitse bezittingen in Nederland te confisceren , zo ook het kasteel Schaesberg. Het beheer van deze bezittingen droeg de staat op aan het Nederlandsche Beheers Instituut. De gemeente Schaesberg kocht het kasteel in 1949 voor een bedrag van F 97,50 aan. In de voorwaarden van het koopcontract stond o.a. dat de gemeente het de ruïne in haar huidige toestand moest houden en tegen verder te behoeden, totdat tot eventuele herbouw van het kasteel zou worden overgaan.
De toenmalige burgemeester van Schaesberg Van Banning en architect Ramakers kwamen met een plan om het kasteel te consolideren.Conform een nota van de architect uit september 1949 moesten de navolgende werkzaamheden verricht worden:
– het water in de bestaande vijvers van het kasteel diende te worden weggepompt en de aanwezige blubber moest verwijderd worden om de fundering te kunnen controleren en waar nodig bij te metselen.
– het opruimen van het puin en de aanwezige materialen die nog bruikbaar waren voor een latere eventuele herbouw.
De kosten van deze werkzaamheden bedroegen fl.17.669,- Deze werkzaamheden zijn nooit uitgevoerd omdat de burgemeester van Banning vertrok naar de gemeente Geleen en architect Ramakers ziek werd. Het verval van de ruïne ging dan ook onverminderd voort. Het toenmalige gemeentebestuur vond het wel goed zo en deed niks. Begin van het einde.
De kasteelhoeve in die tijd aangekocht door de Fam. Von Brauchitsch werd in 1954 verkocht aan de gemeente Heerlen. De gemeente Heerlen had de landerijen ten westen van het kasteel nodig om de wijk Schaesbergerveld te bouwen. De hoeve werd vanaf 1932 t/m 1965 bewoond door drie achtereenvolgende generaties van familie Tillmanns. Dhr.J.Tillmans (geb.1939) met echtgenote was de laatste bewoner van de schitterende hoeve. Zij waren de laatsten die daar het boerenbedrijf runden.
Enkele wetenswaardigheden over de hoeve:
Zuidzijde hoeve (afdak) was de opstelplaats van de machinerie, werkplaats, melkkamer en bakoven. In de oostzijde v/d hoeve waren de koeienstallen en kippenhok. De westzijde was voor opslag van graan en stro, een varkensstal en garage. In het oostelijk deel van de noordzijde waren de paardenstallen, een varkenshok en een enkel knechtenverblijf naast het poortgebouw. Het westelijk deel van de noordzijde was het woongedeelte. (Op foto’s en schilderijen te zien aan de wat hogere gelegen ramen). Op bovenverdieping waren de slaapkamers. Onder het woongedeelte bevonden zich ook drie verschillende kelders. Via het poortgebouw kon je nog via een deur en trap naar enkele zogenaamde knechtenverblijven op de bovenste verdieping. In de tijd dat de familie Tillmanns er woonde waren de torens al niet meer in gebruik als woongedeelte. Er werd in die tijd kolen en hout opgeslagen. Op de binnenplaats was de zogenaamde mesthoop zoals in die tijd gebruikelijk op iedere hoeve. De klok, boven op het dak van het woongedeelte, die je op veel schilderijen terug ziet was er om het personeel te melden dat het bijvoorbeeld etenstijd was. Je luidde dan gewoon de klok. De klok werd dan vanuit de keuken middels een heel lang touw bediend. De kraan op de “hof” werd vaker door spelende jeugd open gedraaid.
Vergeten en onbekende gang:
In mijn jeugdjaren was ik ergens in 1968 naar ik meen, met vrienden bij het kasteel. De middentoren was helaas al gesloopt. Je kon in de rest v/d hoeve overal komen waar dat nog ging. Zo kwamen we ook bij de kelders v/d hoeve. Ik las in het fraaie boek Slot Schaesberg (uitgegeven door o.a. de Heemkunde vereniging Landgraaf) dat er zo goed als niets bekend is v/d kelders.
Ik kan er met zekerheid een weetje aan toevoegen zijnde; Met die zelfde vrienden ontdekten we in een van die kelders een luik. Het luik was normaliter afgesloten en dat was nog zeer goed zichtbaar. Maar het slot was al open gebroken. Het luik ging stroef en moeizaam open. Het luik was pakweg 1 meter hoog en iets van 50 á 60cm breed. Toen we het luik gewoon open hadden gedraaid zagen we een heuse gang. Die was diep voor zover we dat konden zien. Zichtbaar zeker een meter of 10 á 15 meter. Zelf ben ik er ook in gekropen maar durfde niet zo ver. Een andere vriend die ging wel ver. Maar het werd verderdoor bouwvallig. De gang liep schuin v.d voorhoeve weg in zuidelijke richting.Het is de vraag of er met de volledige sloop van de hoeve nog iets is over gebleven van die gang. Het is merkwaardig dat schijnbaar niemand van deze gang iets weet. Ik zou toch graag zien dat dit onderzocht wordt. Ook de Heemkunde vereniging gaat er verder niet op in. Ook de projectleider van het herstel niet. Vreemd. Het moet m.i. bij het historisch onderzoek horen.
In die kelder is ook een wijnkelder geweest d.w.z. links van de trap. Dat was nog duidelijk zichtbaar door de vormen van de stenen rekken. Ook lager er veel scherven van wijnflessen. Het was een aparte ruimte met deur.
Leuke noemenswaardige reactie van uit Valkenburg, per mail ontvangen.
Bij toeval kwam ik deze avond op jouw website terecht via een foto die tussen afbeeldingen op google stonden. Ik herkende een foto van de Hoeve van Kasteel Schaesberg. Zelf heb ik tijdens m’n middelbare school (1984/85) de historie rond het kasteel en haar bewoners nagetrokken en mijn examen/werkstuk Geschiedenis daarover gemaakt. Om die reden klikte ik maar even door naar jouw website.
De interesse was er vanuit mijn familie (Debije) die in de 19e en 20e eeuw in en rond Schaesberg hebben gewoond. Veel van de hoeves die worden genoemd in jouw website werden eind 19e en begin 20e eeuw door mijn voorouders/familie bewoond. Mijn voorouders woonden eind 19e eeuw op de hoeve van Oud Ehrenstein, en ieder van hun kinderen ‘kreeg’ of kwamen terecht op andere door jou genoemde hoeves.
Waaronder Strijthagen (1903), (Fam. Deutz-Debije) die later rond 1910 op de hoeve van Kasteel Schaesberg woonden (zie bijgevoegde foto). Deze foto is jou wellicht bekend. Het zijn de kinderen Lieske Deutz (1903* / 2003+) en haar zus Maria Deutz met hun moeder (Rosalie Deutz-Debije /1968+). Hun oom en tante (Debije-Deutz = dubbel familie) woonden destijds met hun kinderen op hoeve de Kakert. De andere kinderen uit het gezin (vanuit Ehrenstein) woonden onder andere op een boerderij aan de Brugstraat (daar stam ik zelf van) en werd in 1978 verkocht en afgebroken en er werden appartementen gebouwd. Plus een boerderij ‘achter de winkel’ (precieze naam ben ik even kwijt) ergens a/d hoofdstraat. De precieze details kan ik nu niet allemaal noemen, zelf ben ik er niet geboren of opgegroeid.
Daarnaast woonde ook familie op de boerderij/hoeve Leenhof. Op een oude film van Heerlen is te zien dat nonnen aankloppen bij deze boerderij om een bijdrage te vragen voor de armen. Degene die daar de deur open doet werd door mijn tantes en vader oom Willem genoemd. Of hij ook Debije heette of met een Debije getrouwd was weet ik niet.
Verder maak je melding van Kapel Leenhof. Uit de overlevering weet ik dat rond 1900 Oom Naat Debije (Leonard Debije = wethouder gemeente Schaesberg) die woonde met zijn zus op de Kasteelhoeve Schaesberg, ‘beschermheer’ was van deze Kapel.
De aanleiding dat mijn familie/voorouders destijds deze plekken bewoonden was de definitieve grens die met Duitsland getrokken werd. In 1869 kwam door die grens de graaf van Rimburg (Fam. von Brauchitsch) in Duitsland te wonen en veel van zijn land incl. bezittingen (boederijen e.d.) lagen vanaf toen in NL. Hij wou vervolgens van deze bezittingen af. Veel landerijen zijn destijds verkocht aan familie Debije (net voor de opkomst van de mijnbouw). Door de sterke band tussen de familie Debije en deze graaf, leidde ertoe dat zij op deze voor die tijd ‘prominente’ plaatsen terecht kwamen.
Nadat een groot deel van de landerijen naar de gemeente Heerlen waren overgegaan en de wijk Schaesbergerveld vorderde, werd het economisch steeds moeilijker het boerenbedrijf nog te runnen. Er was simpelweg te weinig grond om te bestellen. De andere landerijen in de nabijheid werden bediend vanuit de hoeve Leenhof (fam.Cremers), hoeve Kakert (fam. Crutzen) en hoeve Meezenbroek (fam.Geurten). De fam.Tillmanns zocht het o.a in diverse andere werkzaamheden en startte uiteindelijk zelf een grondverzetbedrijf. Maar ook het verval van de hoeve zelf en vele (grove) baldadigheden maakten het uiteindelijk onmogelijk er te blijven wonen. Zo kwam er een eind aan de bewoning in 1965.
In 1965 was er brand (brandstichting) in de hoeve en de restanten werd in 1968 afgebroken, ook al omdat de jeugd van Heerlen en Schaesberg de gevaarlijke ruïne een ideale plek vond om te spelen. Dat was de formele reden. Maar belangrijker was m.i. dat er helemaal geen interesse was e.e.a. voor het nageslacht te behouden. Verval kwam best goed uit en maatregelen om verder verval te voorkomen werden niet genomen. In vakjargon heet dit een actief verval. Een bekende aannemer/sloper gebruikte zeer veel materialen , vaak nog van prima kwaliteit ( o.a. 100.000 feldbrandstenen) om zijn eigen kasteelvilla in België te bouwen.
Gemeente Heerlen (toen eigenaar v/d hoeve) vond het wel goed zo. Gemeente Heerlen kreeg wel toestemming voor de sloop van het ministerie. Ook monumentenzorg deed er niets mee. Schandalig voor zo’n organisatie. Gemeente Schaesberg wilde ook sloop van het woonhuis maar kreeg weer geen toestemming van het ministerie. En dan te bedenken dat er een plicht was tot consolidatie.
In 1970 wou de gemeenteraad van Schaesberg de ruïne (al weer) laten slopen ook al omdat men het een onveilige speelplaats voor kinderen vond. Dit voorstel werd gelukkig verworpen.
Het is m.i. te zot voor woorden dat de roots van het ontstaan van de gemeente Schaesberg zo gemakkelijk de vernieling in geholpen zouden worden. De kasteelhoeve was al uit de weg geruimd. Historisch besef was en is de gemeente vreemd. Voorstel tot sloop van de ruïne werd dan wel verworpen maar men deed ook nu weer niks tot consolidatie. Schandalig tot de dag van vandaag.
Eigen foto’s 70’er jaren
Door aandringen van diverse instanties begon men in 1975 met herstelwerkzaamheden. De muren van het kasteel en de fundamenten van de kasteelhoeve werden deels weer opgemetseld en ook de gracht werd schoongemaakt. Door Professor Knook van de Technische Universiteit in Delft zijn in die periode opgravingen bij het kasteel verricht. Waarschijnlijk was er een nog vroegere burcht geweest. Mogelijk zelfs tot in de Romeinse tijd. Een vervolgonderzoek welke dat moest bevestigen werd nooit afgerond.
In een artikel in Vrij Nederland werd melding gemaakt van een “wereldwonder” het kasteel ooit was. Wereldwonder is het kasteel niet maar men wou aangeven wat voor een monumentale waarde het kasteel in feite had. Het was behoorlijk uniek in z’n soort. Als randstedelingen kon men amper geloven dat men zo nonchalant en onzorgvuldig met dit monument was omgegaan. In de randstad was dit nooit gebeurd. Daar wist men de waarde wel te schatten. Aan de grachten van het kasteel wordt tegenwoordig nog plezier beleefd, er wordt namelijk gevist. Zullen we aan dit prachtige kasteel ooit nog het plezier beleven zoals de van Schaesbergen dit hadden? Er zijn nog de funderingen en nog twee stukken muur van de toren. Maar er gebeurde maar niks wat tot behoud kon leiden. Zelf die twee muren stutten enz. kon schijnbaar allemaal niet. Schandelijk. Het zou een schittert buitengebied van de gemeente Landgraaf kunnen zijn zeker nu ook de hoeve Leenhof prachtig hersteld is.
Ontwikkelingen…..begin eerherstel !
De gemeenteraad stemde (eind 2009) in met een vooronderzoek/ haalbaarheidsonderzoek naar eerherstel van hoeve en woonkasteel. Verder is ook voorzien in een structureel behoud van het Haesdal. De Euregioweg is (helaas) al aangelegd waardoor gebeid toch al kleiner werd. Valt te hopen dat een eventuele camping aan de Hompersweg niet doorgaat. Het zou weer eeen regelrechte aantasting van het Haesdal zijn.
Er wordt gekeken naar de mogelijkheden om kasteel zelf met hoeve geheel te herbouwen naar een idee welke ook bij de herbouw van château de Guédelon in Frankrijk gebruikt wordt. Ook V.O.C. schip de Batavia in Lelystad werd met een gelijk idee opgezet. M.b.v. oude ambachten en gebruiken wordt dan op vele jaren de herbouw ter hand genomen. Een goed plan met de nodige (toekomstige) toeristische aantrekkingskracht. Laten we hopen dat het niet alleen bij plannen blijft, maar na de beginjaren ook daadwerkelijk volledig uitgevoerd wordt.
Laten we ook hopen dat de gemeente Landgraaf ook zijn steentje bijdraagt aan het behoud en herstel van het gehele Haesdal zodat ook het vroegere buitengebied zo veel mogelijk blijft behouden incl. het beekje vanuit de hoeve Kakert.
De ontwikkelingen zijn positief. Anno 2013/2014 zijn de eerste duidelijke tekenen van consolidatie zichtbaar. Alle wildgroei is verwijderd. De bestaaande muren tegen verder verval geconsolideerd en in de toren is een stalen trap geplaatst waardoor je de toren kunt beklimmen. Hieraan zijn ook steunpunten bevestigd ter versteviging van de nog aanwezige ruïne muren. Ook wordt er binnen afzienbare tijd een begin gemaakt van het herstel van de toegangsbrug en poortgebouw van de voormalige hoeve. Ook de van oudsher bekende kasteeltuinen (aan de zuid/west-kant) is er in herstel voorzien. Anno augustus 2016 is er al een begin aan gemaakt.
Bronnen: J.G.Seuskens / Schaesberg in woord en beeld/ Gemeente Landgraaf/ Monumentenzorg/ Dhr. en Mevr. Tillmans/ www.petermeuleners.nl/ dhr. Leon Debije